[lɑnwa:], zo spreek je zijn naam uit. Op z’n Frans, niet vreemd voor een Vlaamse auteur. Ik wist het eigenlijk pas nadat ik de kaft van één van zijn eerdere boeken had gezien. Daarop stond de uitspraak namelijk in fonetisch schrift, iets waar een taalwetenschapper verzot op is. Maar stiekem… Stiekem denk ik nog steeds ‘lanojje’ als ik zijn naam moet schrijven.
Gelukkige slaven, de titel klink goed doordacht, als een romantitel van Arthur Japin. Ik moet zeggen dat ik na het dichtklappen van het boek nog steeds niet helemaal snapte waarom Lanoye deze titel heeft gekozen. ‘Gelukkige lijken’ was duidelijker verwijzend geweest, maar dat dekt de lading niet helemaal, want de twee gelukkige lijken in het boek zijn niet waar het allemaal om draait.
Leeswaarschuwing: Ik behandel het boek redelijk chronologisch. Stop met lezen zodra je nog niet wilt weten hoe het verdergaat.
Nee, het verhaal gaat over twee Belgen die Tony Hanssen heten. Ze kennen elkaar eerst nog niet en bevinden zich ieder op een ander continent. De ene Tony is in Buenos Aires om de vrouw van een rijke en invloedrijke Chinees, Bo Xiang, te vergezellen bij een vakantie. Tijdens het vrijen sterft de toch wel redelijk oude vrouw. Het eerste gelukkige lijk. Tony reist met de binnen 48 uur tot as omgezette vrouw terug naar China, want samen uit, samen thuis. Ehm ja.
In Zuid-Afrika is de andere Tony Hanssen bezig een neushoorn van zijn hoorns te beroven. Dat gaat niet helemaal zoals gepland, want iemand is hem voor. Hij besluit de andere stroper om te leggen. Na dit lugubere bloedbad in het schemerdonker Afrika vlucht hij naar China. Hij heeft namelijk geldschulden en probeert zo de hoorns te verkopen aan een Chinese man, Bo Xiang om precies te zijn.
De Tony’s weten nog niks van elkaars bestaan af, maar zitten ondertussen wel in hetzelfde hotel in Guangzhou. De verkeerde Tony krijgt bezoek van stroperjager en inspecteur Khumalo. Deze houdt een enorme monoloog terwijl hij zich volgiet met alcohol. Zijn achtergrond en stopwoordjes als ‘eish!’ geven voor een Nederlandse lezer een vreemd randje aan het Vlaamse dialect waarin het boek is geschreven. Khumalo denkt dat hij de jager-Tony voor zich heeft en de droogkloot-Tony komt zo het bestaan en de geschiedenis van een andere Tony te weten. Khumalo zet hem onder druk om hem een geldbedrag te overhandigen, opdat Khumalo de sporen uitwist. Vlak voor vertrek zegt hij iets cruciaals: er zit een snelwerkend gif in de hoorn.
De droogkloot-Tony is nu ineens armer qua geld, maar rijker qua informatie. Hij bezoekt zijn naamgenoot op een andere etage, die qua uiterlijk sprekend op hem blijkt te lijken. Ze bespreken van alles en dit gesprek is voor de lezer moeilijk te volgen, want beide gesprekspartners worden aangeduid met ‘Tony’ - best grappig van Lanoye, eigenlijk. Ook het perspectief wisselt af en toe, dus je moet als lezer zelf goed bijblijven. Uiteindelijk stelt de jager-Tony, die in de financiële sector heeft gewerkt, voor dat de droogkloot meegaat naar de meeting met Bo Xiang.
Tijdens dat diner met de beide Tony’s, Bo Xiang, zijn tolk en zijn dochter gebeurt er veel. Het belangrijkste is dat alle tafelgasten thee van de hoorn drinken als toost op de overleden vrouw, behalve de droogkloot-Tony. Na afloop slentert de jager-Tony, terwijl hij in extase is door het gif, door de stad, op zoek naar een karaokebar met de droogkloot-Tony achter zich aan. Op een gegeven moment stort hij in en later in de hotelkamer sterft hij, na een nacht ijlen. Het tweede gelukkige lijk.
De droogkloot heeft geluk. De jager heeft al zijn bankgegevens prijsgegeven op zijn sterfbed. Hij besluit een nieuw leven in te gaan, dat van de jager. Zijn leven tot nu was zoals hij had gehandeld tijdens het waken bij de stervende jager:
Een paar keer ook bekeek Tony in verwondering en van dichtbij dat steeds bleker wordende gezicht, dat desondanks nog altijd zo veel gelijkenissen vertoonde met het zijne. Een paar keer ook bekroop Tony de neiging zich te excuseren. Omdat hij niets ondernam, omdat hij dit niet had gewild en omdat hij niet goed wist wat hij had moeten ondernemen, en dus maar niets had gedaan.Het verhaal van zijn leven in een notendop. (pagina 286)
Er blijft dus één Tony over. De goeie, wat mij betreft. Zo’n beetje rond het diner bedacht ik me dat de Tony’s niet hetzelfde worden belicht. De personages lopen niet parallel. Je leest eigenlijk meer vanuit de droogkloot-Tony. Met hem kun je je beter identificeren. Hij is menselijker. Van hem lees je meer over zijn gedachten en beslissingen en van de jager krijg je meer achtergrondinfo. Het was voor mij dus niet heel vreemd of onverwachts toen de jager stierf. Hij stond net iets verder van je af, vertoont gelijkenissen met een bijpersonage. Dit is bijzonder aan Gelukkige slaven. Er lijken aan het begin twee parallelle hoofdpersonen te zijn, die op een gegeven moment letterlijk naast elkaar komen te staan. Verder in het boek verbuigt de parallellie of besef je dat die er misschien nooit zo duidelijk geweest is. En aan het einde is er nog maar één hoofdpersoon over, dus weg parallellie.
Terug naar de titel. De slaven zijn de Tony’s als je het mij vraagt. Ze zijn slaven van Bo Xiang. Zo zou je dat kunnen zien. Maar in welke zin zijn ze gelukkig? De jager is gelukkig in zijn gifextase, maar hij is dan meer een gelukkig lijk. De droogkloot is pas echt gelukkig als hij het leven van de jager heeft overgenomen. Ook hij is dan geen slaaf meer. Hoe?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten