zondag 26 maart 2017

De tot ziens-fout

Vijf dagen heb ik hem geholpen met z'n wiskunde. Hij heeft de hele Lenteschool lang opgaven gemaakt, samenvattingen gemaakt en geleerd en gedurende die tijd heb ik zijn werk gecontroleerd en zijn vragen beantwoord. Nu had hij zijn eindtoets af en liep hij langs de nog pennende klasgenoten naar mijn bureau, legde zijn toets neer en gaf me een hand. "Bedankt voor de begeleiding!" zei hij en voordat hij de deur achter zich dicht deed: "Tot ziens!" Ik wist wat hij bedoelde.

De Lenteschool was klaar. Hij wist dondersgoed dat we elkaar nooit meer zouden zien. Waarom zei hij dan toch "tot ziens"? Ik zie twee mogelijkheden.

1. De persoon die me nooit meer ging zien zei "tot ziens" omdat hij dat beleefd vond. De uiting dient zo niet alleen als redelijk betekenisloze afscheidsgroet, als je laatste brokje taal dat laat weten dat dit het eind is en dat je weggaat, maar ook als een al-dan-niet-gemeende wens om elkaar weer te zien. Dat laatste is beleefd, want je wilt iemand anders natuurlijk alleen nog een keer zien als je diegene mag. En iemand mogen (of doen alsof je iemand mag) is beleefd. Zou kunnen, maar zou dit allemaal in het hoofd van de groeter omgaan bij het verlaten van het lokaal, de ongeduldige middagzon tegemoet?