vrijdag 27 oktober 2017

Dus dat.

De laatste tijd hoor ik het veel, soms zijn de twee woorden omgedraaid, maar meestal niet: dus dat. Het lijkt een soort stopwoordje (of stopwoordjes?) die je te pas en te onpas kunt toevoegen aan je uitspraak. Het liefst aan het eind. Maar waarom zeggen mensen “dus dat” eigenlijk? Betekent het wel iets?

Dus
Sinds de zomer geef ik Nederlands op een middelbare school en in veel klassen heb ik lesgegeven over signaalwoorden, dus daar kan ik nog wel eventjes over doorgaan. Het woordje “dus” is een signaalwoord. Het geeft de lezer of luisteraar een signaal. In dit geval is dat: klingel! Er komt een conclusie aan! Een conclusie is eigenlijk de slotsom van alle dingen die je ervoor hebt verteld. Nou, daar komt -ie, hoor! Tromgeroffel... dat!

Dat
De hele conclusie wordt geuit met het kleine, korte woordje “dat”. Maar wat zegt dat nou? Niets toch? Nou ja, niet helemaal. Het woordje “dat” verwijst naar iets anders. Vaak is datgene al genoemd. Even een voorbeeld:

Een kip met een muts op?! Dat zie je niet vaak! 

Hier verwijst “dat” naar de kip met de muts op. Zo verwijst “dat” uit “dus dat” ook terug naar wat er daarvoor gezegd is. Wat je dus doet als je “dus dat” zegt, is een verhaal samenvatten met een verwijswoordje dat terugverwijst naar je hele verhaal! Snap je ‘m?