
Na liters regen liep ik gistermiddag in de plotselinge zon door de Haarlemmerstraat. Ik was natuurlijk niet de enige. Er liep een meisje van een jaar of zes met haar vader mee. De twee liepen langs een ijskraam en het meisje moest gelijk denken aan iets wat ze pas had meegemaakt. Enthousiast vertelde ze erover. Ik ving een flard op:
"Daar mocht je zelf je ijsje maken! Een eig ijsje!"
Een eig ijsje! Bij mij gingen de alarmbellen rinkelen. Wat leuk dat een taallerend kind dat zegt! Ze bedoelde natuurlijk 'een eigen ijsje'. Nooit bij stilgestaan dat het woord 'eigen' heel erg lijkt op een gewoon bijvoeglijk naamwoord als 'hoge' of 'lekkere'. Want zeg nou zelf, spreek je die slot-n van 'eigen' uit? Nee, toch? En normaal gesproken krijgt het bijvoeglijk naamwoord geen
ə-uitgang, als het zelfstandig naamwoord onzijdig is, en het voorkomt in een onbepaalde context, dus bijvoorbeeld met 'een' ervoor (Wat een lekker ijsje!) of zonder iets ervoor (Lekker ijsje!).